Afgelopen zondag stonden we weeral paraat om te gaan fotograferen. Er was nog even twijfel over welke locatie het zou worden, maar uiteindelijk kreeg de T. in Z. de eer.
Dit zou ons tweede bezoek worden.
Hoppa een muurtje over, het domein op. Daarna zou het een makkie worden – dachten we.
Verrassing! Onze vorige toegansweg bleek afgezet. Geen mogelijkheid om ertussen, erboven, erdoor, erlangs of eronder te gaan.
Voor de enige andere toegang zouden we in het zicht van de bewoners-bewakerswoning moeten lopen. Spannend. Extra moeilijkheid waren de kiezelsteentjes, die knerpen nogal als je erop wandelt. Zo snel, zo stil en zo ongezien als mogelijk slopen we via die andere weg naar de werkelijke ingang van het gebouw.
Leuk, eigenlijk. Een beetje verstoppertje spelen. Je weet dat je iets doet dat niet mag, maar anderzijds: het ergste dat kan gebeuren als je wordt gezien, is dat je wordt weggestuurd. (En als men in een slechte bui is, de flikken op je afgestuurd worden, en als die hun dagje niet hebben, deze je een boete geven).
Gelukkig was deze toegangsweg niet afgezet. We glipten door de open deur en eenmaal binnen waren we 'veilig'.
Dit gedeelte hadden we vorige keer al grotendeels gefotografeerd. Ons doel vandaag was het transformatorgebouw. We pijnigden onze hersenen, wat had die urban explorer die we een paar maanden geleden hebben ontmoet, ook alweer gezegd? Het enige wat ik mij herinnerde was 'donker gangske' en 'deurtje'. En welke verdieping was het nu weer?
Daarmee kom je niet echt verder in een donker gebouw vol trappen en deurtjes.
Na wat vruchteloos door het gebouw dwalen, deurtjes openen, trappen op en af, laddertje op- en afklimmen, ontdekte Christophe eindelijk De Deur.
Die afgesloten was met een stevig hangslot.
Je kon je vergapen aan de schoonheid daarbinnen, door via een paar gaatjes te loeren tot je ogen er pijn van deden, maar dat was ook alles. Zó frustrerend. Vlakbij en toch onbereikbaar. Op zo'n moment wil je je in een vliegje veranderen en door zo'n gaatje vliegen.
Maar je bent geen echte urban explorer als je hierbij de hoop opgeeft. Dat betekent: een tijdlang aan de deur staan morrelen, ertegen duwen en stampen, om dan pas tot de definitieve conclusie te komen dat je via deze weg écht niet binnen kunt. En dan met hernieuwde moed te beslissen een andere ingang te zoeken. Je gaat niet weg van een op het eerste zicht ondoordringende locatie zolang je niet alle mogelijkheden hebt uitgezocht en benut.
Dus probeerden we nog een paar deurtjes. Die allemaal even hardnekkig een toegang bleven weigeren.
Uiteindelijk bleef nog één mogelijkheid over in de ogen van Christophe, “maar we gaan wel héél erg vuil zijn”.
Die mogelijkheid bleek een soort gat in de muur te zijn, gemaakt voor één of andere machine of zo. Binnenin was het stikkedonker. Bij het schijnsel van onze zaklampen konden we een soort machinekamer ontwaren, met trappen en buizen, allemaal zwart van het stof.
Okay, het was C. zijn Idee en dus liet ik hem de eer om zich als eerste naar binnen te wurmen. Letterlijk, te wurmen. Bijwijlen best wel grappig. Benen die in het luchtledige bengelen en zo.
Ik zou er mij pas aan wagen als C. hiermee werkelijk een toegang tot de schatkamer had gevonden.
Silletjes hoopte ik dat het geen resultaat zou opleveren, want ik had écht geen zin om mij door dat enge vieze gat te wringen.
Dus ik bleef buiten wachten en naar binnen gluren. Ik zag nog even het licht van zijn zaklamp, hoorde wat gestommel, maar daarna bleef het minutenlang stil en donker als de nacht. Ik scheen mijn licht naar binnen, maar zag niemand. Het leek alsof hij was opgeslokt door dit krocht.
Tot ik opeens zijn welbekende fluitsignaal hoorde (dat we gebruiken om elkaar te lokaliseren in zo'n locaties). Het was mij niet meteen duidelijk waar het vandaan kwam. Ik keek rond, wandelde een eindje verder, keek het hoekje om. Geen C. te bekennen. Nogmaals kwam het fluitsignaal mij ter ore, gevolgd door “Hie-ier! Boven!” Ik richtte mijn ogen ten hemel en jawel hoor.
Hij was er geraakt! Daar stond hij, leunend over het hekje. Blijkbaar heeft men een deel van de vloer opengewerkt, waardoor je vanuit de transformatorruimte, naar beneden en dus naar buiten kunt kijken.
Nog altijd hoopte ik dat C. van binnenuit een deur zou kunnen openen. Ik ben dan wel een urban explorer, maar dan zo eentje die ironisch genoeg haar handen en kleren niet graag vuil maakt...
Na enkele minuten verscheen het hoofd van mijn geliefde door het gat met de mededeling: “tja, je zal hierdoor moeten, hoor”. Even zakte de moed mij in de schoenen, maar het vooruitzicht op zo'n mooie, waardevolle machines, en het feit dat C. er wel was doorgeraakt, maakte dat ik mij er toch aan waagde. Eerst al ons gerief erdoor, en dan ikzelf. Omdat ik smaller ben, kon ik mij er iets gemakkelijker doorwurmen, evenwel niet zonder mij enigszins vuil te maken. Maar ach, dat nemen we er bij.
Stof, man, stof! En warm. C. zweette zich te pletter. Gelukkig werd de gedachte aan een frisse douche snel verdrongen door – eenmaal een hoop trappen opgeklommen - de schoonheid van de ruimte. Al die machinerie...
ik meen mij te herinneren dat ik hier ooit eens op schoolreis ben geweest, maar toen kon deze industriële geschiedenis mij amper bekoren. Vandaag is dat wel even anders. Nu ja, vanuit een fotografisch standpunt gezien, is dit echt wel een speelplein. Je weet begot niet waar alles voor diende en nog minder hoe het werkte, maar dat neemt niet weg dat het soms gewoon kunst is. Eén van de machines lijkt zowaar een menselijk gezicht te hebben.
Dit zou ons tweede bezoek worden.
Hoppa een muurtje over, het domein op. Daarna zou het een makkie worden – dachten we.
Verrassing! Onze vorige toegansweg bleek afgezet. Geen mogelijkheid om ertussen, erboven, erdoor, erlangs of eronder te gaan.
Voor de enige andere toegang zouden we in het zicht van de bewoners-bewakerswoning moeten lopen. Spannend. Extra moeilijkheid waren de kiezelsteentjes, die knerpen nogal als je erop wandelt. Zo snel, zo stil en zo ongezien als mogelijk slopen we via die andere weg naar de werkelijke ingang van het gebouw.
Leuk, eigenlijk. Een beetje verstoppertje spelen. Je weet dat je iets doet dat niet mag, maar anderzijds: het ergste dat kan gebeuren als je wordt gezien, is dat je wordt weggestuurd. (En als men in een slechte bui is, de flikken op je afgestuurd worden, en als die hun dagje niet hebben, deze je een boete geven).
Gelukkig was deze toegangsweg niet afgezet. We glipten door de open deur en eenmaal binnen waren we 'veilig'.
Dit gedeelte hadden we vorige keer al grotendeels gefotografeerd. Ons doel vandaag was het transformatorgebouw. We pijnigden onze hersenen, wat had die urban explorer die we een paar maanden geleden hebben ontmoet, ook alweer gezegd? Het enige wat ik mij herinnerde was 'donker gangske' en 'deurtje'. En welke verdieping was het nu weer?
Daarmee kom je niet echt verder in een donker gebouw vol trappen en deurtjes.
Na wat vruchteloos door het gebouw dwalen, deurtjes openen, trappen op en af, laddertje op- en afklimmen, ontdekte Christophe eindelijk De Deur.
Die afgesloten was met een stevig hangslot.
Je kon je vergapen aan de schoonheid daarbinnen, door via een paar gaatjes te loeren tot je ogen er pijn van deden, maar dat was ook alles. Zó frustrerend. Vlakbij en toch onbereikbaar. Op zo'n moment wil je je in een vliegje veranderen en door zo'n gaatje vliegen.
Maar je bent geen echte urban explorer als je hierbij de hoop opgeeft. Dat betekent: een tijdlang aan de deur staan morrelen, ertegen duwen en stampen, om dan pas tot de definitieve conclusie te komen dat je via deze weg écht niet binnen kunt. En dan met hernieuwde moed te beslissen een andere ingang te zoeken. Je gaat niet weg van een op het eerste zicht ondoordringende locatie zolang je niet alle mogelijkheden hebt uitgezocht en benut.
Dus probeerden we nog een paar deurtjes. Die allemaal even hardnekkig een toegang bleven weigeren.
Uiteindelijk bleef nog één mogelijkheid over in de ogen van Christophe, “maar we gaan wel héél erg vuil zijn”.
Die mogelijkheid bleek een soort gat in de muur te zijn, gemaakt voor één of andere machine of zo. Binnenin was het stikkedonker. Bij het schijnsel van onze zaklampen konden we een soort machinekamer ontwaren, met trappen en buizen, allemaal zwart van het stof.
Okay, het was C. zijn Idee en dus liet ik hem de eer om zich als eerste naar binnen te wurmen. Letterlijk, te wurmen. Bijwijlen best wel grappig. Benen die in het luchtledige bengelen en zo.
Ik zou er mij pas aan wagen als C. hiermee werkelijk een toegang tot de schatkamer had gevonden.
Silletjes hoopte ik dat het geen resultaat zou opleveren, want ik had écht geen zin om mij door dat enge vieze gat te wringen.
Dus ik bleef buiten wachten en naar binnen gluren. Ik zag nog even het licht van zijn zaklamp, hoorde wat gestommel, maar daarna bleef het minutenlang stil en donker als de nacht. Ik scheen mijn licht naar binnen, maar zag niemand. Het leek alsof hij was opgeslokt door dit krocht.
Tot ik opeens zijn welbekende fluitsignaal hoorde (dat we gebruiken om elkaar te lokaliseren in zo'n locaties). Het was mij niet meteen duidelijk waar het vandaan kwam. Ik keek rond, wandelde een eindje verder, keek het hoekje om. Geen C. te bekennen. Nogmaals kwam het fluitsignaal mij ter ore, gevolgd door “Hie-ier! Boven!” Ik richtte mijn ogen ten hemel en jawel hoor.
Hij was er geraakt! Daar stond hij, leunend over het hekje. Blijkbaar heeft men een deel van de vloer opengewerkt, waardoor je vanuit de transformatorruimte, naar beneden en dus naar buiten kunt kijken.
Nog altijd hoopte ik dat C. van binnenuit een deur zou kunnen openen. Ik ben dan wel een urban explorer, maar dan zo eentje die ironisch genoeg haar handen en kleren niet graag vuil maakt...
Na enkele minuten verscheen het hoofd van mijn geliefde door het gat met de mededeling: “tja, je zal hierdoor moeten, hoor”. Even zakte de moed mij in de schoenen, maar het vooruitzicht op zo'n mooie, waardevolle machines, en het feit dat C. er wel was doorgeraakt, maakte dat ik mij er toch aan waagde. Eerst al ons gerief erdoor, en dan ikzelf. Omdat ik smaller ben, kon ik mij er iets gemakkelijker doorwurmen, evenwel niet zonder mij enigszins vuil te maken. Maar ach, dat nemen we er bij.
Stof, man, stof! En warm. C. zweette zich te pletter. Gelukkig werd de gedachte aan een frisse douche snel verdrongen door – eenmaal een hoop trappen opgeklommen - de schoonheid van de ruimte. Al die machinerie...
Foto: Christophe Vanfleteren
ik meen mij te herinneren dat ik hier ooit eens op schoolreis ben geweest, maar toen kon deze industriële geschiedenis mij amper bekoren. Vandaag is dat wel even anders. Nu ja, vanuit een fotografisch standpunt gezien, is dit echt wel een speelplein. Je weet begot niet waar alles voor diende en nog minder hoe het werkte, maar dat neemt niet weg dat het soms gewoon kunst is. Eén van de machines lijkt zowaar een menselijk gezicht te hebben.
Foto: Christophe Vanfleteren
Dan was het nog maar kwestie van eindelijk te doen waarvoor we gekomen waren: fotograferen! Een paar uur letterlijk en figuurlijk afgesloten van de buitenwereld – behalve van de felle regenbui – konden we ons een paar uurtjes volledig uitleven.
Foto: Christophe Vanfleteren
En dan, tja, dezelfde weg terug, daar konden we niet omheen.
Opnieuw het gore gat – van de andere kant en dus een andere manier vinden om er zonder kleerscheuren uit te komen. Zei ik zonder kleerscheuren? Laat ons het houden op 'zo weinig mogelijk kleerscheuren'. C. zijn hemd dient tegenwoordig enkel als vod ;-)
En opnieuw, ongemerkt naar het muurtje sluipen. We hoorden een slijpschijf – shit! - en vreesden dat iemand buiten zou bezig zijn, maar het regende en we zagen niemand.
Ook de laatste hindernis – het muurtje - namen we zonder noemenswaardige problemen.
Ne mens is blij als 'm in een locatie geraakt, maar de voldoening is nog groter als je er ook levend, ongezien en met een hoop foto's weer buiten raakt.
Dan is die douche dubbel en dik verdiend :-)
3 opmerkingen:
spannend!!!
Geweldig verhaal!
Ik zie het zo voor me :D
Mooie plaatjes ook weer.
hell yeah! leuk verhaal!
alleen een paar vraagjes.
ik zal niet vragen naar een adres want dat word toch niet gegeven:P zelf ben ik nog niet zo lang bezig met urbexen(letterlijk niks slopen alleen kijken en foto's maken)maar ik kom ook moeilijk achter nieuwe locaties waar niet al een miljoen mensen zijn geweest, hoe komen jullie daar nou achter? krijgen jullie tips via een forum of van mond tot mond?
gewelidige locatie weer hoop dat ik hem een beetje optijd vind om ook een hoop mooie foto's te maken!
Een reactie posten